In de vorige hoofdstukken zijn vier essenties benoemd die je als begeleider in de zorgverlening elke dag meeneemt. Bij alle vier essenties speelt de antroposofische mensvisie een grote rol. Een mensvisie is het beeld wat je hebt van een mens en hoe je naar ontwikkeling kijkt. Welke visie je hebt heeft invloed op hoe je mensen verzorgt, opvoedt en begeleidt. Je kijkt breder naar de mens als je niet alleen materieel kijkt. In dit hoofdstuk gaan we daarom in op de achterliggende antroposofische mensvisie. Als het gaat over ‘de mens’ of ‘het kind’, dan gaat het niet alleen over degene die beperkingen heeft, maar ook over diens familie en vrienden, over jouw collega’s en ook over jezelf. Essentieel is dat iedereen mens is en zich als mens ontwikkelt. Daarom is het belangrijk om te ontdekken in jezelf welk ‘beeld’ je van een mens hebt. Wie of wat is een mens? Hoe zit een mens in elkaar?
Kijken vanuit een antroposofische mensvisie
Vanuit de antroposofie kijken we naar de mens als een samenhangende eenheid van lichaam, ziel en geest:
- Het lichaam is wat je direct waarneemt met je zintuigen;
- De ziel is wat je innerlijk ervaart en beleeft;
- De geest is wat wezenlijk en blijvend is.
Het onderscheid tussen ziel en geest is misschien wat moeilijk. In de ziel zijn alle ervaringen opgeslagen die je tot nu toe op aarde hebt opgedaan: de verzameling van gevoelens, emoties en behoeften. Dat is bijvoorbeeld merkbaar in je voorkeuren. Je kunt iemand die je voor het eerst ontmoet zomaar, zonder reden, heel aardig vinden of je kunt direct een hekel aan diegene hebben. De geest is eeuwig van aard. De geest kun je als kern van je eigen wezen ervaren en aanduiden met het woordje ‘ik’.
Bernard Lievegoed, die in 1931 aan de wieg stond van de antroposofische gehandicaptenzorg in Nederland, maakte de volgende tekening van het lichaam, de ziel en de geest. Zo zie je in één oogopslag de kern van het antroposofische mensbeeld.
Dit betekent dat een kind met een meervoudige lichamelijke en verstandelijke beperking, dat niet spreekt en afhankelijk is van een rolstoel, ook een eeuwig geestelijk wezen heeft. Zijn geest is werkzaam in zijn lichaam en in zijn ziel. Het lichaam vertoont afwijkingen, waarmee de geest dan moet ‘dealen’. Dat brengt moeilijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden voor dit kind mee. Het besef dat het geestelijk wezen van dit kind niet gehandicapt is, heeft invloed op mijn houding als begeleider. De gelijkwaardigheid die ik ervaar wordt hierdoor versterkt.
Hierna bespreken we het drieledig en het vierledig mensbeeld. In beide is er sprake van een samenhang tussen lichaam, ziel en geest. Het zijn twee manieren om deze samenhang te zien en te ervaren.
Kijken naar de mens vanuit drieledigheid
We beginnen met een beschrijving van het drieledig mensbeeld. Je kunt het drieledig mensbeeld begrijpen door naar binnen te kijken in jezelf (ziel). Wat leeft er in jou? Je treft gedachten aan, zoals ‘mijn team is onderdeel van een organisatie’. Je treft gevoelens aan, zoals ‘ik ben blij met je compliment’. Je treft begeerten en wensen aan, zoals ‘je vraagt iemand om stil te zijn’. In de antroposofie worden deze drie krachten denken, voelen en willen genoemd.
Het drieledig mensbeeld
We beginnen met een gedicht van Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie. In dit gedicht vind je het drieledig mensbeeld:
ECCE HOMO
In het hart weeft het voelen,
in het hoofd straalt het denken,
in de leden werkt het willen.
Wevend in het stralen,
werkend in ’t weven
stralend in het werken:
Dat is de mens
In dit gedicht wordt de drieledige gestalte van de mens genoemd: het hoofd (denken), het borstgebied met als centrum het hart (voelen), en de ledematen (willen). Deze drie gebieden worden in dit gedicht in verband gebracht met de drie krachten van de ziel: denken, voelen en willen. Lichaam en ziel zijn met elkaar verbonden. De innerlijke
zielskrachten ‘denken’, ‘voelen’ en ‘willen’ werken door elkaar heen en kunnen elkaar versterken of elkaar tegenwerken.
Het denken heeft als lichamelijke basis het zenuwstelsel (waaronder de hersenen), zoals dat voornamelijk in het hoofd aanwezig is. Het waarnemen van de wereld doen we met onze zintuigen waarvan de belangrijkste ook in het hoofd aanwezig zijn (zien, horen, ruiken, proeven). Dankzij je denken weet je wat je waarneemt. Dankzij je denken kun je de wereld om je heen ordenen. Het zenuw-zintuigstelsel in het hoofd vormt zo de lichamelijke basis van ons denken en waarnemen.
Het voelen heeft zijn lichamelijke basis in de ritmische processen, waarvan de voornaamste organen het hart en de longen zijn. Het voelen is nauw verbonden met de ademhaling en de bloedsomloop. Bij schrik kan je bijvoorbeeld wit worden en de adem kan in je keel stokken. In de taal komt deze verbinding van het gevoel met het hart natuurlijk ook tot uitdrukking. Bijvoorbeeld: ‘Hartelijk gefeliciteerd!’ Dit ritmische systeem is vooral in het middengebied van de mens, het borstgebied, aanwezig.
Het willen, als derde kracht van de ziel, hangt lichamelijk samen met de stofwisseling. Hier wordt met willen bedoeld: de impulsen die ons in beweging zetten zoals begeertes, wensen en ook idealen. Een gezonde stofwisseling helpt ons daadwerkelijk te willen en in beweging te komen. Het handelen zelf doen we met de ledematen, met name met onze armen en benen, handen en voeten, maar ook met alles wat gedrag is zoals een knipoog geven. Zo spreken we van het geheel van stofwisseling en ledematen als lichamelijke basis voor het willen en handelen.
De drie lichamelijke gebieden en de bijbehorende zielskrachten zijn wel te onderscheiden, echter niet te scheiden. Er zijn voortdurend stromingen van boven naar beneden en van beneden naar boven.
Je ziet in dit drieledig mensbeeld hoe denken, voelen en willen samenhangen met hoofd, hart en handen. Het geeft je inzicht hoe deze mens verbonden is met de wereld om hem heen. Is er balans of is er sprake van een eenzijdigheid? Ligt bijvoorbeeld de nadruk op het denken? Dan kun je daar in de begeleiding rekening mee houden.
Bijvoorbeeld:
Bij iemand die veel piekert is het belangrijk om in beweging te komen. Dat maakt het willen wakker en brengt het denken tot rust. Ook bij onrust is het vaak behulpzaam om een eind te gaan lopen. Dat is een gerichte ritmische beweging die balans kan brengen. Bij iemand die heftige gevoelens heeft is het van belang om rustig en goed adem te halen. Dat brengt het gevoel tot rust.
Je kunt ook kijken naar de mens vanuit een vierledigheid
Dan kijk je naar de mens die deel uitmaakt van de natuur. Het is bekend dat de natuur vier verschillende rijken heeft: het rijk van de stenen, de planten, de dieren en de mensen.
In het rijk van de stenen of mineralen overheerst het element aarde. Het is vast en stevig. Je kunt erop steunen. Een steen is na een week niet groter geworden en trekt geen insecten aan.
In het rijk van de planten gebeurt dat wel: daar is leven. Er is groei, verandering, vrucht- en zaadvorming. De plantenwereld is verbonden met het vloeibare element van het water. Zonder water is er geen leven.
Bij het rijk van de dieren is er beweging, ze kunnen zich verplaatsen omdat ze door iets gedreven worden. Ze verlangen naar eten en drinken. Ze hebben begeerten en instincten. Er is sprake van een vorm van ademhaling en bewustzijn. In hun lichaam komt er een aparte ruimte voor zuurstof. Ze zijn verbonden met het element lucht.
De mens zelf is het vierde rijk. De mens draagt deze vier rijken in zich. Dat noemen we de vierledige mens. In een spreuk van Rudolf Steiner is het vierledig mensbeeld met de vier natuurrijken kunstzinnig verwoord:
Ik zie rond in de wereld
waarin de zon haar licht zendt
waarin de sterren fonkelen
waarin de stenen rusten
de planten levend groeien
de dieren voelend leven
waarin de mens, bezield,
de geest een woning geeft.
Ik kijk diep in de ziel,
die binnen in mij leeft.
De Godesgeest hij weeft
in zon- en zielenlicht,
in wereldruimte buiten,
in zielendiepten binnen.
Tot u, o Godesgeest
wil ik mij vragend wenden,
opdat kracht en zegen
voor leren en voor arbeid
tot bloei moge komen.
Naar Rudolf Steiner
Het vierledig mensbeeld
Het eerste deel is het stoffelijke, fysieke lichaam. Dit kan je zien en waarnemen. Dit fysieke lichaam is wat bij de dood overblijft en in ontbinding overgaat. Dan gaan andere krachten in het lichaam werken en valt het uiteen. Het fysieke lichaam is gebonden aan het vaste element aarde.
Tijdens het leven zorgt het etherische lichaam (etherlichaam) ervoor dat het lichaam een levend organisme is en blijft. Dit etherlichaam is niet stoffelijk, maar wel een apart ‘voertuig’ van het leven. Het etherlichaam zorgt ervoor dat alle organen in samenhang met elkaar blijven en ritmisch werkzaam zijn. Het is sterk verbonden met het vloeibare
element, dat we samenvattend water noemen. We kunnen dit etherische lichaam niet direct met onze zintuigen zien. Je kunt het etherlichaam wel bij jezelf ervaren als je bijvoorbeeld ‘niet goed in je vel zit’. Je kunt het indirect ook bij de ander waarnemen en bijvoorbeeld zien of iemand vitaal en gezond is. Aan de glans van ogen, haren en huid
neem je dat o.a. waar. Het etherlichaam verzorg je door ritmisch te leven met gezonde voeding en voldoende slaap. Kortom: het etherlichaam blijft gezond door een goede leefstijl.
Een mens heeft nog een derde wezensdeel, het astrale lichaam. Dit astraal lichaam stelt je in staat wakker te zijn en bewustzijn te hebben. De wakkere mens die wil wat, die wil iets bereiken en komt in beweging. Aan de bewegingen van de mens kun je waarnemen hoe het astraallichaam verbonden is met het lichaam. Is er een hoge spierspanning of
juist een lage? Bij een hoge spierspanning merk je vaak ook een hoge gespannenheid in de ziel. Dat heeft invloed op de stemming van de ziel. Het astrale lichaam is de drager van de ziel. Zo kun je direct de samenhang zien tussen lichaam en ziel. Een opgeluchte stemming doet je vrij ademen. De ademhaling is verbonden met het element lucht.
Ook daar is sprake van spanning, van luchtdruk. Het astraallichaam is verbonden met het element lucht.
Het vierde deel van de mens is het ‘ik’. Het ‘ik’ doortrekt het astrale, etherische en fysieke lichaam en maakt het eigen. Het ‘ik’ maakt de mens individueel tot in het DNA. Het maakt mogelijk dat de mens zich van zichzelf bewust wordt. Het zelfbewustzijn is kenmerkend voor de werkzaamheid van het ‘ik’. Het is dat wezensdeel dat de mens tot individu
maakt. Het ‘ik ’is verbonden met het element warmte. Waar loop jij warm voor, waar ben jij enthousiast voor? Met die vraag stel je een vraag aan de eigenheid van deze mens.
Wetmatigheden in de menselijke ontwikkeling
In het antroposofisch mensbeeld werken lichaam, ziel en geest voortdurend in elkaar en door elkaar heen. Alles is dynamisch maar zeker niet chaotisch. De mens staat namelijk continu in een wetmatig proces van ontwikkeling.
De lichamelijke ontwikkeling
Kijk naar de ontwikkeling van baby tot kleuter, tot schoolkind, tot puber, tot volwassene en tot bejaarde. Lichamelijk zie je de ontwikkeling van groeien, volwassen worden en aftakelen voor je ogen gebeuren. Dat gebeurt niet zomaar: daar zijn allerlei wetmatigheden actief. Dit is de kalenderleeftijd van deze mens.
De ontwikkeling van de ziel
Naast de lichamelijke ontwikkeling kennen we ook de ontwikkeling van de ziel: van denken, voelen en willen. Dat behoort tot de innerlijke ontwikkeling. We leren niet alleen lopen, maar ook spreken en denken. We ontwikkelen ons sociaal en emotioneel steeds verder. We leren situaties te hanteren. We leren onszelf te managen en eigen regie te nemen. Al deze stappen in de ontwikkeling zijn niet willekeurig maar volgen ook wetmatigheden. De ontwikkelingsleeftijd op verschillende gebieden komt hier tevoorschijn, waaronder cognitief, emotioneel, sociaal en communicatief.
Biografie (levensloop)
Naast de algemene wetmatigheden heeft ieder mens zijn unieke levensloop, zijn eigen biografie die hij in het leven vormgeeft. Bij ieder mens kun je je afvragen wat voor hem
of haar belangrijk is. Wat wil deze mens beleven? Wat komt hij doen in dit leven? Waarin komt de unieke eigenheid van deze mens tevoorschijn?
Deze vragen kun je onderzoeken, samen met de cliënt en/of familie of met het team. Als je tot voorlopige antwoorden komt kun je je afvragen: hoe kan ik als begeleider daarbij
het beste aansluiten? Hoe kan je als begeleider hem of haar ondersteunen?
De ontwikkeling van het geestelijk wezen
Stopt onze ontwikkeling als we sterven? Vanuit het antroposofisch mensbeeld gezien gaat de eigen geestelijke ontwikkeling na de dood verder. We staan als mensen met een geestelijke kern in een proces van geestelijke ontwikkeling. Dit kun je zien en begrijpen als een ontwikkeling die al voor de huidige geboorte is begonnen en ook na de dood verder doorgaat. Bij de geboorte breng je al iets mee dat teruggaat op nog eerdere ontwikkelingsstappen. Dit wordt met de begrippen karma en reïncarnatie aangeduid.
Hoe kijk jij naar reïncarnatie? Weet je van collega’s hoe zij ernaar kijken? Spreken jullie wel eens over reïncarnatie als mogelijkheid?
In de antroposofische zorgverlening vinden we het belangrijk dat je als mens gezien en herkend wordt in wie je in wezen bent. Dat je je echt gezien voelt door de ander is voor ieder kind, voor iedere volwassene essentieel. De geestelijke kern van een mens heeft geen beschadiging. Zijn lichaam en zijn ziel dragen de beperkingen en de handicap. Als je dat weet kijk je naar en onderzoek je wie die mens is.